1 op 10 van de Belgische werknemers ervaart zijn competenties op de werkvloer als overbodig: niet alle werknemers vinden dat hun capaciteiten op de werkvloer in lijn liggen met de ontwikkelingen van het bedrijf. Bijgevolg voelen ze bepaalde competenties aan als onnodig. Vooral werknemers met hoge anciënniteit en routinetaken blijken te kampen met deze gevoelens. Dat blijkt uit een onderzoek van de Antwerp Management School, in samenwerking met De Tijd, HR-dienstenverlener SD Worx.
Het continu uitvoeren van manuele- en routinetaken liggen aan de basis van deze beleving. Sectoren zoals handel, logistiek en transport zijn niet toevallig de domeinen met de meeste routinejobs en springen hier naar de voorgrond. Dezelfde trend valt op bij functies zoals administratief medewerkers, pakjesbezorgers of winkelbedienden. Een op de acht van de ondervraagde werknemers zegt in het onderzoek dat hun vaardigheden niet langer gegeerd zijn op de arbeidsmarkt. Zij hebben moeite om de ontwikkelingen in hun vakgebied te volgen en stellen dat hun functie bij een mogelijke reorganisatie zelfs in het gedrang komt.
Veroudering op de werkvloer
Ook leidinggevenden hebben hun bedenkingen bij de interne inzetbaarheid van hun medewerkers. Zo meent 30% van de leidinggevenden dat weinig tot niemand van hun medewerkers intern makkelijk een andere functie zou kunnen vervullen indien zij ernaar op zoek zouden gaan. Meer dan een tiende (12%) van de leidinggevenden signaleert dat de competenties van veel werknemers in hun team toe zijn aan een verjongingskuur. Maar liefst één op drie zegt dat de kwaliteiten van heel wat teamleden op latere termijn zelfs overbodig worden door de ontwikkelingen van technologie en 43% heeft medewerkers in het team die niet meer kunnen volgen met de dagelijkse realiteit.
Niet zozeer de leeftijd maar vooral een hoge jobanciënniteit in combinatie met een hoog aandeel manuele -en routinetaken in de job verklaren deze vormen van veroudering. Van de medewerkers die langer dan 25 jaar dezelfde job uitvoeren, scoort 19% hoger dan gemiddeld op achterhaalde competenties. Ter vergelijking: dat percentage duikt naar 6% bij diegenen die minder dan drie jaar hun huidige job uitvoeren.
“Werknemers die vrezen voor hun toekomstbestendigheid en hun competenties als verouderd zien, zijn doorgaans werknemers voor wie vooral jobspecifieke kennis belangrijk is, en die zichzelf minder scoren op algemene vaardigheden. Hierdoor schatten ze hun kansen bij reorganisatie of verandering van job lager in”, aldus Ans De Vos. “Daarnaast zien we wel nog steeds een duidelijke gehechtheid van werknemers aan hun werkgever. Hoewel ongeveer de helft aangeeft in hun loopbaan nog heel wat andere zaken te willen doen dan hun huidige job, is dit voor de meerderheid (55 %) wel bij de huidige werkgever.”
Inzetten op gedeelde verantwoordelijkheid
Medewerkers toekomstbestendig maken blijft een gedeelde verantwoordelijkheid van zowel werknemer, leidinggevende als de HR-afdeling. Zowat de helft van de werknemers ontvangt de nodige ondersteuning in hun ontwikkelingen, en dat in diverse vormen: een gesprek over de verdere loopbaan, aandacht van de leidinggevende voor verdere ontwikkeling (niet louter voor prestaties), het zorgen voor opleidingskansen, …
Toch valt zowat één vijfde van de werknemers uit de boot op dit vlak: 27% geeft te kennen dat hun leidinggevende tijdens gesprekken enkel aandacht besteedt aan prestaties en niet aan hun de verdere ontwikkeling . Een kwart mist volledig feedback vanuit de leidinggevende.
“Leren en ontwikkelen blijven meestal beperkt tot de klassieke vormen van opleidingen en zijn tot op heden vooral gericht op vaardigheden die belangrijk zijn voor de huidige job. Toch geeft de meerderheid van onze werknemers aan ervoor te willen zorgen dat hun vaardigheden ook in de toekomst relevant zijn en blijven, bijvoorbeeld na een herstructurering of bij het zoeken van een nieuwe job. Het is daarom van essentieel belang dat zowel leidinggevende als werknemer voldoende initiatief blijven nemen in de ontwikkeling van loopbaanambities”, aldus Jan Laurijssen, senior managing consultant bij SD Worx.
Over het onderzoek
Deze bevraging maakt deel uit van een grootschalig onderzoek naar de Toekomst van Werk en is een samenwerking tussen De Tijd, L’Echo, SD Worx, Bpact/Indiville en Antwerp Management School. Ze kadert binnen de onderzoeksagenda van SD Worx en Antwerp Management School voor de SD Worx Leerstoel “Next Generation Work: Creating Sustainable Careers”. Sinds 2011 wordt binnen deze leerstoel onderzoek verricht naar veranderende loopbanen en wat dit betekent voor werknemers, werkgevers en de arbeidsmarkt.
De online enquête werd afgenomen tussen 23 februari 2020 en 12 maart 2020 bij 3870 werknemers en 2498 leidinggevenden, waarvan 2265 Belgische werknemers en 1504 Belgische leidinggevenden. De overige respondenten resulteren uit een internationale bevraging in het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en Nederland.