Op 9 maart keurde het Parlement de hervorming goed van de wet van 1 maart 2000 tot oprichting van een Instituut voor bedrijfsjuristen (IBJ). Hierdoor worden de positie en het statuut van de bedrijfsjurist versterkt en gemoderniseerd. Zo komt de wetgever tegemoet aan de vraag van bedrijfsjuristen en hun werkgevers om volledige zekerheid te hebben over de vertrouwelijkheid van hun adviezen en het werk dat eraan vooraf gaat. Bedrijfsjuristen moeten immers in vrijheid en vertrouwen verschillende scenario’s en risico’s kunnen afwegen zonder dat deze het risico lopen voorwerp te worden van gerechtelijke dossiers. Voorts is het voor een kleine maar belangrijke groep bedrijfsjuristen die een statuut van zelfstandige moesten aannemen als bestuurslid voortaan ook mogelijk om toegelaten te worden tot het IBJ, waardoor hun werk eveneens onder de volledige vertrouwelijkheid valt.
De wetswijziging die de bestaande wet op het statuut van de bedrijfsjuristen moderniseert, verankert wat in gerechtelijke uitspraken en procedures al geruime tijd werd aanvaard: het advies verstrekt door een bedrijfsjurist, ingeschreven bij het Instituut voor bedrijfsjuristen, is vertrouwelijk en niet vatbaar voor beslag of inzage door gerechtelijke en administratieve overheden. Bovendien zijn voortaan niet alleen het advies maar ook het verzoek om het advies, de interne correspondentie over dat verzoek, ontwerpadviezen en voorbereidende documenten voor het advies volledig beschermd. De hervorming verankert eveneens belangrijke aspecten van het beroep van bedrijfsjurist, zoals hun intellectuele onafhankelijkheid of het feit dat ze vertrouwelijk advies geven over “de bepaling van de rechtspositie” van hun onderneming, met het oog op de vermijding van juridische conflicten.
Dankzij deze vertrouwelijkheid kan de bedrijfsjurist nuances en bezwaren uiten zonder de vrees dat dit zich tegen de onderneming keert. Deze versterking zal de directie en medewerkers van de onderneming motiveren om nog sneller en vaker kwalitatief juridisch advies in te winnen bij de bedrijfsjurist en hiervoor ook alle beschikbare informatie te verstrekken. Niet alleen waakt een onderneming of organisatie hierdoor beter over het naleven van haar juridische verplichtingen, ze zal haar werking ook beter en sterker kunnen integreren in de sterk en vaak complex gereguleerde samenleving. Dit alles draagt bij tot de duurzame wetsconforme werking van bedrijven, instellingen en organisaties.
“Het feit dat de vertrouwelijkheid van de bedrijfsjurist niet sluitend wettelijk beschermd was, creëerde ruimte voor rechtsonzekerheid omdat, bijvoorbeeld in strafzaken, het risico bestond dat een onderzoeksrechter de vertrouwelijkheid naast zich zou neerleggen om toch bepaalde voorbereidende stukken of adviezen van een bedrijfsjurist te gebruiken en de rechter deze in de beoordeling zou aanwenden tegen het belang in van de onderneming. Deze onzekerheid is nu volledig weggenomen en alle rechten van de onderneming of organisatie en de uitoefening ervan zijn gevrijwaard met een des te meer afdwingbare vertrouwelijkheid. Dit juichen wij ten zeerste toe,” aldus Herman Van Hecke, Ondervoorzitter IBJ.
De Minister van Justitie, Vincent Van Quickenborne, voegt toe: “De wetgeving die het statuut van bedrijfsjuristen bepaalde, was al meer dan 20 jaar oud en dringend aan hervorming toe. Het economische landschap evolueert aan een hoge snelheid en ook de regelgeving voor ondernemingen is heel wat complexer geworden. Bedrijven hebben daarom nood aan een gespecialiseerde interne juridische begeleiding. Het is dan ook belangrijk dat bedrijfsjuristen kunnen werken in alle intellectuele onafhankelijkheid en vertrouwelijkheid, zonder dat hun adviezen tegen de ondernemingen kunnen gebruikt worden in gerechtelijke procedures. Met deze wet brengen we hierin nu duidelijkheid. Ook de regels inzake tucht en sancties worden aangepast, want de bedrijfsjurist heeft niet alleen rechten maar ook plichten. Het naleven van de deontologische code is essentieel. En door de uitbreiding van de opdracht van het Instituut voor bedrijfsjuristen zal het zijn leden nog beter kunnen begeleiden en hun belangen behartigen.”
Bedrijfsjuristen onder zelfstandig statuut als bestuurslid niet langer uitgesloten van het IBJ
Bedrijfsjuristen, vaak Chief Legal Officer, die bestuurder zijn in hun organisatie en door bepaalde dwingende regels het statuut van zelfstandige hebben, kunnen voortaan ook toegelaten worden tot het IBJ. Hierdoor valt nu ook hun werk onder de volledige vertrouwelijkheid en deontologie van het IBJ. Dit was tot nu toe niet het geval.
“België is met de versterking van het statuut van bedrijfsjuristen een voorloper in Europa en een bron van inspiratie voor wetgevers in de ons omringende landen. Want anders dan sommige landen om ons heen, kent België al sinds 2000 een wettelijke kader voor het beroep van bedrijfsjurist. Deze modernisering is het resultaat van een doorgedreven samenwerking met Minister van justitie, Vincent Van Quickenborne, zijn kabinet en een task force van ons Instituut onder leiding van het vorige bestuur met als erevoorzitter Marc Beyens en het huidige bestuur. Ik ben iedereen dan ook erkentelijk voor hun bijdrage tot de versterking van het statuut van de bedrijfsjurist, die zo meer dan ooit kan bijdragen tot de integriteit van de onderneming of organisatie door het naleven van de wet,” besluit Els Steen, Voorzitter IBJ.
Meer informatie:
Om grondwettelijke redenen werden de wijzigingen van de Wet van 1 maart 2000 tot oprichting van een Instituut voor bedrijfsjuristen gesplitst in twee wetsontwerpen tot wijziging van de wet van 1 maart 2000, beide gestemd door de Kamer op 9 maart 2023. Twee bepalingen die betrekking hebben op de tuchtstraffen en de kosten van de tuchtprocedure van het IBJ werden aldus in een aparte wet opgenomen en kunnen nog worden geëvoceerd door de Senaat binnen de wettelijk voorziene termijn – deze zijn dus op 9 maart 2023 nog niet finaal goedgekeurd.
De wijzigingen treden in werking 10 dagen na de publicatie van de wet(ten) in het Belgisch Staatsblad.