Uitverkochte zalen voor de ‘oma’s aan de top’-meezingers van een driekleurig trio, ons welbekend als K3. Blijkbaar roept het iets op bij de jongvolwassenen van nu: een sfeer van heimwee naar de tijd dat alles nog simpel leek. Er was nog geen corona geweest die hun puberjaren letterlijk dwarsboomde, en geen zorgen over geopolitieke dreiging. Het is het luidkeels, zonder gêne, mogen losgaan op iets kinderlijks onschuldigs zoals ‘ja ja jippie jippie ja ja ja jee’.
Meer dan ooit hoor ik, op de werkvloeren, dat die jonge generatie toch niet meer zo weerbaar is als vroeger. Uit recente cijfers blijkt dat het aandeel van de 25- tot 34-jarigen dat langer dan een maand thuis is omwille van ziekte, de laatste twee jaar fors is gestegen – tot zelfs 40%. Onderzoekers werpen hun licht op uiteenlopende mogelijke oorzaken: is het de verminderde betekenis van werk binnen de leefwereld van jongvolwassenen die knabbelt aan hun motivatie? Is het de schermtijd en het sedentaire leven van deze generatie die hen letterlijk verziekt? Is het de verhoogde werkintensiteit waaraan zij worden blootgesteld door de vele vacatures die niet ingevuld geraken? Over alle onderzoeken heen is er één consensus, namelijk dat de kern vooral ligt in de hogere mentale belasting bij onze jonge medewerkers.
Jonge medewerkers krijgen op de werkvloer simpelweg ook te weinig ruimte om te leren van fouten, zich te herpakken, bedrijfseigen kennis op te slorpen en vervolgens te verwerken en te integreren. Ik zie grote bedrijven wel investeren in hun jonge garde hoor, maar dan in de vorm van allerhande onzinnige trajecten zoals Insights Discovery, MBTI, enzovoort. Onzinnig, omdat ze geen wetenschappelijke grond hebben. Meer nog onzinnig omdat hierdoor jonge medewerkers zichzelf vaak vastzetten tot een lettercode en een stereotypering, alsof nuance en leermarge niet meer bestaat. Dat alles leidt dan ook nog eens, op een slinkse manier, de aandacht af van wat zij ook pragmatisch te leren hebben op de werkvloer via de overheveling van kennis en kunde van hun ervaren collega’s.
Jonge medewerkers -en zeker young potentials- worden vaak van links naar rechts geslingerd binnen een bedrijf. Maar wanneer je wat diepergaand spreekt met deze jongvolwassenen, hoor je dat ze een aantal zaken toch in vraag stellen:
- Kunnen we normaal met elkaar spreken als medewerkers, zonder dat we onszelf constant naar onze eigen collega’s toe moeten verkopen?
- Mag ik gewoon leren op de werkvloer, zonder telkens een label opgeplakt te krijgen of een oordeel dat niet meer verandert?
- Kunnen we alsjeblieft ook af en toe fouten maken en verdergaan, zonder dat alles in honderdenéén feedbackloops gestoken moet worden?
- Kunnen we gewoon ook keihard lachen, losgaan op een onschuldige grap, zonder dat ook dit weer wordt gepsychologiseerd en ‘decompressie’ moet worden genoemd?
Nostalgie naar een tijd die zij eigenlijk niet kennen, nostalgie naar het simpele: “Mogen we alsjeblieft gewoon werken?”
Deze digital natives zijn uiteraard pijlsnel mee met alle mogelijke digitale evoluties. Zij ontwikkelen mee AI, net doordat zij begrijpen hoe AI als exponentiële hefboom kan functioneren in alles wat zij taakgericht op hun bord krijgen. Daarnaast valt het niet te ontkennen dat zij een diep verlangen koesteren naar het gewone, het vertrouwde en het simpele leven. Je zou kunnen denken dat bijvoorbeeld mentale recuperatie inplannen in de vorm van ziekte hiervan een uitingsvorm is. Het zou wel eens kunnen dat nostalgie hun hefboom is om alles te kunnen dragen. Nostalgie als middel om te relativeren en zich, voor eventjes toch, zorgeloos te voelen.
Oya lélé!
Gastblog door Bernadette Claes






