Ik ga waarschijnlijk heel wat haat-berichten krijgen als ik dit schrijf, maar we lijden vandaag met z’n allen aan groupthink als het over het Belgisch leger gaat. We zijn verontwaardigd over Brusselse kalashnikovs en over Antwerpse bommen en granaten. Over Trump die nu van Poetin houdt en over hoeveel er op ons leger bezuinigd werd. De Belgische legerleiding speelt handig in op onze bezorgdheden en lijkt nog amper tegenwind te krijgen als het om extra middelen vraagt. Nog meer F-35 gevechtsvliegtuigen? Graag! Luchtafweer in de Antwerpse haven? Hier is een cheque. We moeten toch naar 2% van het BBP. En dan wil Theo Francken nog een nieuwe dienstplicht ook.
HR-professionals weten echter dat defensie al geruime tijd uitdagingen kent op het vlak van werving. Er werken zo’n 27.000 militairen en nog 2.000 burgerpersoneel, maar in september 2023 moest defensie al op zoek naar 4.000 nieuwe mensen. Dat was ook toen al zo’n 14% van het personeelsbestand en dus een grote vernieuwingsoperatie. Francken moest dus wel onderstrepen dat niet alle achttienjarigen zouden worden opgeroepen omdat men dat qua logistiek en personeel niet aan kan. Het moet ook voor de HR-professionals van defensie frustrerend zijn dat men eindelijk wél centen krijgt en zij dan alsnog op de rem moeten staan.
In de bedrijfswereld hoort de groei van defensie wel tot denken aan te zetten. Want wie een arbeidscontract tekent bij defensie is niet langer beschikbaar voor onze openstaande vacatures. Defensie is op die manier dus zeker een concurrent op de arbeidsmarkt. Een algemene dienstplicht zou die concurrentie extreem versterken omdat defensie zich daarmee verzekert van nieuwe instroom en mogelijk van een oneerlijk competitief voordeel: als rekruten die nooit het leger overwogen, tijdens de dienstplicht de smaak te pakken krijgen en bij defensie blijven. Bovendien ligt het verloop vanuit het leger naar de privé ook een stuk lager dan het verloop van werknemers tussen private bedrijven onderling. En jongeren die niet voor defensie kiezen worden ook pas een jaar later (meteen na de dienstplicht of nadat ze hun studies vertraagd hebben aangevat) beschikbaar voor de arbeidsmarkt. Daar worden bedrijven natuurlijk niet warm van. Er lijkt nu relatief weinig commotie te zijn, maar dat verzet zal dus zeker groter worden naarmate de groei van defensie wel kan versnellen en wanneer de dienstplicht verder zou gaan dan vrijwillig voor een beperkte groep.
Wat HR-professionals vandaag wel meteen moeten doen, is het management aansporen om zich in lobbygroepen te verenigen en een deel van de koek op te eisen. Als we toch 2% of meer van ons BBP in defensie investeren, kan de politiek dat maar beter doen op manieren die ook de bedrijfswereld dienen. Dienstplichtigen die bewakings- of beveiligingsopleidingen van het leger genoten, vullen in de toekomst makkelijker knelpunten van de arbeidsmarkt op dan zij die er enkel 200 keer leerden pompen in de modder. Of het leger kan haar nieuwe militairen via meerjarige opleidingen trainen in cyberveiligheid, de top 10% aanwerven en de anderen laten uitstromen naar de arbeidsmarkt. Als overheidsgeld door de veiligheidsdruk niet naar de bedrijfswereld kan vloeien in de vorm van investeringen, profiteren de bedrijven op deze manier immers alsnog mee van de 2% die naar defensie moet. Voor onze bedrijven is het dus minstens even belangrijk hoe het geld besteed wordt, dan hoeveel er besteed wordt.
Laten we deze week dus gebruiken om eens na te denken over welke competenties, opleiding en ervaring we vandaag moeilijk vinden op de arbeidsmarkt en welke daarvan door het leger zouden kunnen worden aangereikt. En over hoe we daarvoor zouden kunnen lobbyen. Misschien wordt dat nog het beste opleidingsplan dat we ooit bedachten.
Ralf Caers
===
In zijn wekelijkse rubriek ‘Chili con Caers’ geeft Ralf Caers smaak aan de HR-actualiteit en roept hij op tot kritische reflectie