Bijna geen enkele formele procedure voor pesterijen, geweld en ongewenst seksueel gedrag op de werkvloer bereikt de wettelijk vooropgestelde doelstellingen. Dat blijkt uit onderzoek van HR- en Well-beingexpert Attentia. Ondanks de intentie van de wetgeving om gevaren te elimineren, schade te beperken en herhaling te voorkomen, blijkt dit in de praktijk slechts in 4% van de procedures het geval te zijn.
Doelstelling wetgeving niet behaald
Een werknemer die geconfronteerd wordt met pesterijen, geweld of ongewenst seksueel gedrag op de werkvloer, kan hierover een informeel of een formeel verzoek tot psychosociale interventie indienen. Bij een informeel verzoek ligt de nadruk op gesprekken en/of pogingen tot verzoening om met de verschillende betrokken partijen op zoek te gaan naar een constructieve oplossing.
In het geval van een formele procedure wordt de werkgever gevraagd om passende maatregelen te nemen, volgend op het onpartijdig onderzoek van de preventieadviseur psychosociale aspecten.
Laetitia Huart, preventieadviseur psychosociale aspecten bij Attentia, voerde het onderzoek uit:
“De formele psychosociale verzoeken zijn bedoeld om gevaren uit te schakelen, schade te beperken en herhaling te voorkomen. In de praktijk werd ik echter vaak geconfronteerd met teleurstellingen en negatieve reacties van zowel werknemers als werkgevers. Met mijn onderzoek wilde ik nagaan of die perceptie terecht is. En wat blijkt: in slechts 4% van de gevallen beantwoordt de uitkomst van het verzoek aan de doelstellingen van de wetgeving. Met andere woorden, de formele verzoeken hebben over het algemeen niet bijgedragen aan het verwijderen van het gevaar, het beperken van de schade of het voorkomen van herhaling in de toekomst.”
Negatieve connotatie en misverstanden
Het onderzoek wees uit dat de attitude van de verschillende betrokken partijen – de werknemer/verzoeker, de aangeklaagde, vakbondsafgevaardigden en werkgeversvertegenwoordigers – een cruciale rol speelt bij het al dan niet behalen van de doelstellingen van de formele procedures. Zo wordt er nog vaak gesproken over een “klacht”. Een term die vijandige gevoelens oproept en verwachtingen schept van erkenning en duidelijke uitspraken over schuld en onschuld.
Er is ook sprake van misverstanden en verkeerde verwachtingen, zegt Huart:
“Medewerkers die een verzoek indienen, verwachten erkenning en een einde aan hun lijden, maar de formele procedure richt zich op objectieve analyses. Dit leidt vaak tot teleurstelling. Elke partij heeft een ander idee over wat een constructieve oplossing is. Sommigen zien het vertrek van verzoekers of aangeklaagden als een oplossing, hoewel dit niet het doel van de wetgeving is.”
Medewerkers houden vast aan hun eigen opvattingen en verwachtingen over de uitkomsten van een formele procedure, zelfs wanneer deze in strijd zijn met de adviezen van preventieadviseurs. Dat de psychosociale procedure geen klachtenprocedure is, wordt niet gehoord (onder meer door de verminderde oplossingsgerichte vaardigheden van het stressbrein). Verder is de neutrale en onpartijdige rol van de preventieadviseur psychosociale aspecten nog onvoldoende gekend voor zowel werknemers, vakbonden en werkgevers.
Gebrek aan beleid en opvolging
Anderzijds blijkt uit het onderzoek dat er ook bij werkgevers niet noodzakelijk de bereidwilligheid en middelen aanwezig zijn om preventiemaatregelen te implementeren.
Laetitia Huart: “Het formele verzoek wordt als een onverwachte investering gezien, voor een problematiek die als individueel wordt waargenomen. En de return-on-investment van zowel individuele als collectieve preventiemaatregelen is niet meteen zichtbaar. Ondanks wettelijke verplichtingen, wordt de implementatie van preventiemaatregelen ook onvoldoende opgevolgd. Mede door tijdgebrek van preventieadviseurs psychosociale aspecten. De controle door Toezicht Welzijn op het Werk beperkt zich bovendien louter tot het procedurele aspect.”
Over het onderzoek
Het onderzoek van Laetitia Huart werd uitgevoerd in het kader van haar opleiding tot preventieadviseur psychosociale aspecten. Voor het kwalitatieve deel namen 26 preventieadviseurs psychosociale aspecten van zeven externe preventiediensten deel aan individuele gesprekken en werkgroepen. Voor het kwantitatieve deel werden vragenlijsten uitgezet onder vakbondsafgevaardigden en werkgevers. 73 vakbondsafgevaardigden (32 voltooide vragenlijsten) namen deel en 96 werkgeversvertegenwoordigers (60 voltooide vragenlijsten).