Elke week deelt #ZigZagHR NXT community manager Dagmar Van Gucht in Fun Fact Friday verrassende, boeiende of (not so) fun facts over de wereld van werk en HR. Deze week over hoe productiviteit beïnvloed wordt door het loonmoment, waarom bedrijven écht willen dat je terug naar kantoor komt (spoiler: het is niet voor de productiviteit) en hoe, ondanks alle maatregelen, werknemers de pensioenleeftijd niet willen afwachten.
Geldzorgen maken je minder productief
Financiële stress heeft een directe impact op hoe goed iemand presteert op het werk. Een nieuw onderzoek bij fabrieksarbeiders laat zien dat werknemers die zich zorgen maken over hun financiën minder productief zijn en meer fouten maken.
Tijdens het onderzoek werkten ruim vierhonderd werknemers in een ‘stukloon’ fabriek, waar ze betaald werden op basis van hun (hoeveelheid) productie. Ze werden willekeurig in twee groepen verdeeld: de ene groep ontving hun volledige loon pas aan het einde van de twee weken durende werkperiode, terwijl de andere groep een deel van hun loon vier dagen eerder kreeg uitbetaald.
De werknemers die al vroeger een deel van hun loon ontvingen, waren vervolgens 7% productiever dan hun collega’s die moesten wachten op hun volledige uitbetaling. Ze werkten sneller en maakten ook minder fouten. Dit kwam niet door een boost in motivatie of omdat ze harder werkten, maar omdat ze minder afgeleid waren en meer cognitieve capaciteiten ter beschikking hadden (die anders door de financiële stress en zorgen werden ingenomen). Werknemers die een tussentijdse betaling kregen, besteedden hun extra geld meteen aan het aflossen van schulden en essentiële huishoudelijke uitgaven, zoals eten en brandstof. Hierdoor waren ze minder bezorgd en konden ze zich beter concentreren op hun taken.
Opvallend was ook dat de werknemers die wisten dat ze hun loon later zouden krijgen, maar dit nog niet ontvangen hadden, geen verandering vertoonden in productiviteit. Het is dus niet de verwachting van geld, maar de daadwerkelijke ontvangst ervan die het verschil maakte.
Terug naar kantoor? Niet voor de productiviteit!
Hier en daar horen we weer organisaties die hun werknemers terug naar kantoor halen, vaak met het argument dat dit de productiviteit en bedrijfsprestaties ten goede zou komen. Uit een recente studie bij Amerikaanse bedrijven (S&P 500) blijkt dan ook dat organisaties met een slecht financieel resultaat vaker een terug-naar-kantoor beleid (RTO, Return To Office) invoeren.
Maar, dat doen ze niet om prestaties te verbeteren – want er is eigenlijk (nog) geen bewijs dat werken op kantoor beter is voor de winst of productiviteit. In plaats daarvan blijkt dat managers RTO vaak gebruiken om meer controle over werknemers te krijgen of om hen ‘de schuld’ te geven van slechte bedrijfsresultaten.
En hoe reageren werknemers? Niet goed. Op basis van duizenden beoordelingen op Glassdoor blijkt dat:
- Werktevredenheid daalt na de invoering van een RTO-beleid.
- Werk-privébalans verslechtert (door langer woon-werkverkeer).
- Vertrouwen in het management afneemt, omdat medewerkers RTO zien als een teken van wantrouwen.
Nog opvallender: de studie toont aan dat bedrijven die werknemers wél thuis laten werken niet slechter presteren dan bedrijven mét een RTO-beleid. De onderzoekers vergeleken bedrijven die RTO invoerden met bedrijven die dat niet deden en vonden geen verbetering in financiële prestaties of aandelenwaarde. Er was geen meetbaar effect op rendement op activa of de bedrijfswinst. Ook de aandelenwaarde bleef hetzelfde – wat het argument dat RTO noodzakelijk is voor betere bedrijfsprestaties ondermijnt. Terug naar kantoor verplichten lijkt dus meer te draaien om controle en macht dan om prestaties.
Vroeg(er) met pensioen?
Steeds meer Belgen zwaaien af vóór hun 65ste verjaardag. Uit een onderzoek van Acerta blijkt dat in 2024 maar liefst 42,8% van de werknemers met pensioen ging voor de wettelijke pensioenleeftijd. Dit is een record en een stijging van bijna 3% ten opzichte van vorig jaar. De gemiddelde pensioenleeftijd ligt nu op 63 jaar en 5 maanden.
Vooral werknemers in zware sectoren zoals bouw, logistiek en transport gaan vroeger met pensioen. In de bouwsector stopt 58,3% vóór hun 65ste, en in de logistieke sector is dat 57,8%. Dit komt vaak doordat ze op jonge leeftijd zijn begonnen met werken en dus sneller hun loopbaan volmaken. Daarentegen wachten werknemers in de social profit-sector (zoals ziekenhuizen en woonzorgcentra) vaak langer: slechts 34% van hen ging met pensioen vóór 65 jaar.
Ook tussen mannen en vrouwen zit een verschil. Mannen gaan gemiddeld vroeger met pensioen dan vrouwen: 46% van de mannen ging in 2024 met pensioen vóór hun 65ste, tegenover minder dan 40% van de vrouwen. Dit kan komen door dat vrouwen vaker deeltijds werken of een onderbroken loopbaan hebben, waardoor ze later hun pensioenrechten opbouwen en voltooien.
Zelfstandigen volgen dan weer een ander patroon. Zij stoppen gemiddeld iets later dan werknemers, met een gemiddelde pensioenleeftijd van 63,6 jaar. Maar net als bij werknemers zijn er nog steeds veel zelfstandigen die voor hun 65ste stoppen (53,7% in 2024). Dit percentage ligt wel lager dan in de afgelopen jaren, toen nog meer zelfstandigen kozen voor een vervroegd pensioen.
Ondanks inspanningen van de overheid om mensen langer aan het werk te houden, blijft de dus trend duidelijk: steeds meer werknemers verlaten de arbeidsmarkt vóór de officiële pensioenleeftijd. Of de nieuwe pensioenregels dit gaan veranderen? Dat is nog even afwachten…