Ondanks het tekort aan profielen op de arbeidsmarkt gaan veel organisaties nog steeds op zoek naar die ene witte raaf. En dat is jammer, want zo hebben ze geen oog voor de bijzonder rijke diversiteit van een markt vol Turkse tortelduiven, pinguïns en bontgekleurde ara’s. Een gemiste kans voor onze Vlaamse bedrijven om af te stappen van die klassieke economie van klonen, aldus Fons Leroy, woordvoerder van Doeners.be, voorzitter van Het Beroepenhuis, GTB en Vlajo
Van oudsher blijven bedrijven uit een kmo-land als België liefst zo ver mogelijk weg van het onbekende. Talent zoeken werkgevers bij voorkeur in hun vertrouwde omgeving. Het is een aanpak die al lang niet meer strookt met de geglobaliseerde en steeds kleurrijkere maatschappij waarin we leven. Toch blijkt het niet eenvoudig om een andere bril op te zetten. Het helpt ook niet dat selectie en werving meestal vanuit een witte achtergrond gebeuren.
Onder die werkzoekenden bevinden zich niet alleen mensen van een andere afkomst, maar ook personen met een beperking en steeds meer erg gemotiveerde 65-plussers die actief willen blijven. Het beperkte zicht op de arbeidsmarkt is een echte handicap voor onze bedrijven, zeker als je weet dat het tekort aan profielen door demografische verschuivingen alleen maar zal toenemen. Daar bovenop komen er, voor elke tien mensen die in het komende decennium met pensioen gaan, slechts acht bij.
Witte raaf of Turkse tortelduif
De hardnekkigheid van onze gekloonde economie bleek onlangs nog uit een campagne van de VDAB die stelt dat in elke werkzoekende een witte raaf schuilgaat. Net nu we diversiteit meer dan ooit zouden moeten omarmen, is die beeldspraak toch heel ongelukkig gekozen. De boodschap is duidelijk, maar waarom zouden we er van uitgaan dat elke kandidaat zich moet blijven spiegelen aan die witte raaf? Waarom is het voor Turkse tortelduiven en bontgekleurde ara’s niet toegelaten om zich elk vanuit hun eigen unieke vaardigheden en achtergrond voor een job aan te bieden?
Het idee is in het leven geroepen opdat recruteerders onbevooroordeeld en op basis van een objectieve cv – zonder informatie over afkomst of leeftijd – naar kandidaten kijken. Maar op die manier wissen we de echte identiteit van een kandidaat eigenlijk uit. En dat terwijl die achtergrond juist een enorme troef kan zijn voor de organisatie. Denk bijvoorbeeld aan een Syrische vluchteling die een lange weg aflegde om in België te geraken. Door die ervaring beschikt deze persoon ongetwijfeld over een flinke dosis creativiteit en doorzettingsvermogen.
Uit een studie die peilde naar succesfactoren van bedrijven, bleek dat de meest succesvolle organisaties in de VS twee dingen gemeen hebben: ze zetten in op innovatie en een divers personeelsbeleid. Beide zijn bovendien verbonden, want het is net die diversiteit bij het personeel die ervoor zorgt dat een bedrijf diensten en producten kan ontwikkelen die op een diverse samenleving zijn afgestemd.
Sociale economie als troef voor de arbeidsmarkt
Is dat gebrek aan diversiteit dan echt zo’n probleem op de Vlaamse arbeidsmarkt? Uit officiële cijfers blijkt dat de gemiddelde werkzaamheidsgraad is gestegen naar 78% en weldra zelfs de kaap van 80% zal bereiken. Hoewel dat positief klinkt, wil ik er toch een kanttekening bij plaatsen. Uit dezelfde cijfers blijkt immers dat de werkzaamheid bij personen zonder EU-nationaliteit slechts 60% bedraagt. Van alle personen met een beperking is zelfs minder dan de helft aan de slag. En ook op het gebied van actieve 55-plussers zitten we onder het Europese werkzaamheidsgemiddelde.
Wat de cijfers ook aantonen, is dat sommige mensen vandaag ver van de arbeidsmarkt staan. Al werkt afstand natuurlijk in twee richtingen en staat de arbeidsmarkt soms ook wel te ver van de kandidaat. In het overbruggen van die kloof is er een grote rol weggelegd voor de sociale economie. Voor mensen die (nog) niet terechtkunnen in een job binnen de reguliere economie, biedt de sociale economie een unieke gelegenheid om hun vaardigheden uit te bouwen.
En het belang van de sociale economie gaat nog verder. Het is een verankeringsfactor voor de reguliere economie. Uit verschillende studies blijkt immers dat Vlaamse bedrijven vooral bloeien dankzij de samenwerking met organisaties uit de sociale economie. Laagproductieve activiteiten die ze vroeger al eens in Afrika of het Verre Oosten uitbesteedden, kunnen ze veel beter lokaal houden. Niet alleen om de kosten voor mobiliteit en de impact op het milieu te drukken, maar ook in het kader van efficiënter beheer van de ketens. En het is een win-win, aangezien de sociale economie intussen meer mensen aan de slag krijgt die vooralsnog niet op de reguliere arbeidsmarkt terechtkunnen.
De auteur, Fons Leroy, is woordvoerder van Doeners.be, voorzitter van Het Beroepenhuis, GTB en Vlajo