Met de verkiezingsuitslag, geeft de kiezer een mandaat aan N-VA om de begroting op orde te zetten. Ook de pensioenen komen op die manier in het vizier, want de toenemende kosten van pensioenuitgaven wegen steeds zwaarder op ons samenlevingsmodel. N-VA en MR pleiten voor een langere loopbaan. Maar met enkel meer en langer werken, redden we het niet. Martijn Hoogeweegen, Colin Sanders en Bart Chiau werpen hun licht op mogelijke aanvullende maatregelen die helpen het pensioenstelsel in evenwicht te brengen.
De volgende regering heeft een kluif aan de pensioenhervorming. Zonder concrete maatregelen zullen pensioenen enkel maar een steeds groter percentage van onze belastingen gaan uitmaken en wordt de situatie eerder vroeg dan laat onhoudbaar. In haar recentste basisprojecties ziet de Studiecommissie voor de Vergrijzing de publieke pensioenuitgaven bij ongewijzigd beleid toenemen van 10,9% van het bbp in 2022 tot 13,4% in 2050 en 13,5% in 2070 (SCvV, 2023). Die toename bedraagt vandaag ruim 14 miljard euro.
Korte effectieve loopbanen nekken de rekeningen. Op dit moment werken we gemiddeld 34,5 jaar om daarna 24 jaar van ons pensioen te genieten (Eurostat). Ter vergelijking: Nederland registreert een gemiddelde loopbaanduur van 43,2 jaar, Duitsland van 39,3 jaar, en Frankrijk van 36,6 jaar.
In hun standpunten voor de verkiezingen benadrukken zowel N-VA als MR dat er langer gewerkt moet worden. Dé manier om het pensioenstelsel grondig aan te pakken is, volgens hen, door gewerkte jaren centraal te plaatsen. Deze verkiezingsbelofte moet een speerpunt worden van het regeerakkoord: het is dringend tijd om de pensioenleeftijd door loopbaanjaren te vervangen. Door een loopbaan van 45 loopbaanjaren te hanteren, verlichten we de druk op pensioenen. Bovendien is er ook nood aan een bonus/malus-systeem: Wie langer werkt, moet altijd een beduidend hoger pensioen hebben. Omgekeerd, wie vroeger stopt, krijgt een beduidend lager pensioen. Op die manier wordt de individuele pensioenleeftijd een vrije keuze, maar wel een met financiële consequenties ten opzichte van de normale loopbaanduur.
Om het pensioenstelsel verder in evenwicht te brengen, kunnen gelijkgestelde periodes worden beperkt. Een derde van de pensioenrechten in de privésector worden op dit moment opgebouwd tijdens de gelijkgestelde periodes. Door bij de berekening van de pensioenuitkering enkel het beroepsinkomen van elk gewerkt jaar in rekening te nemen, maken we mensen nog verantwoordelijker voor hun eigen loopbaan.
Maar met enkel meer en langer werken, redden we het niet
Het proportioneel aftoppen van de groei van de reële pensioenen kan ook bijdragen aan een betaalbaarder pensioenstelsel, waarbij de lasten op een eerlijkere manier verdeeld worden tussen huidige en toekomstige generaties. In de praktijk betekent dit dat de reële pensioenen iets minder snel zullen stijgen. Op die manier worden de lasten gedragen door de hoogste pensioenen.
Geschreven door:
- Martijn Hoogeweegen, CEO van levensverzekeraar NN
- Colin Sanders, wetenschappelijk medewerker, UHasselt en longevity specialist voor NN
- Bart Chiau, professor faculteit Economie, UGent en verzekeringsexpert van NN