Jan Denys volgt sinds 1984 onafgebroken het reilen en zeilen op de arbeidsmarkt. Eerst als wetenschappelijk onderzoeker aan het Hoger Instituut voor de Arbeid van de KU Leuven, later als woordvoerder en arbeidsmarktexpert bij Randstad. Hij groeide uit tot een van de bekendste opiniemakers ter zake. In deze rubriek helpt hij jou de actuele arbeidsmarktontwikkelingen in het juiste perspectief te plaatsen.
Over het nieuwe regeerakkoord is al veel inkt gevloeid. Velen hebben het intussen gewikt en gewogen. Inzake arbeidsmarktbeleid is het zonder twijfel het meest ingrijpende sinds Wereldoorlog II. De potentiële impact op HR is zeer groot. Ik gebruik heel zelden het woord historisch maar dit is een historisch akkoord.
Een historisch akkoord
Alleen al de afschaffing van het brugpensioen en de beperking van de werkloosheidsuitkeringen in de tijd zijn twee structurele ingrepen van jewelste in het rigide Belgische arbeidsbestel. Maar er is ook nog de uitbreiding van flexijobs tot alle sectoren, het plafonneren van de diverse voordelen in de bijstand, de grotere mogelijkheden van bedrijven om in overleg met werknemers zelfde arbeidsduur te bepalen, de afschaffing van het verbod op nachtarbeid, de uitbreiding van de vrijwillige overuren, de aanpassing van de definitie passende dienstbetrekking, het opnieuw invoeren van de proefperiode, het verwijderen van de sociale partners uit het beheerscomité van de hulpkas, het beperken van de vrijgestelde periodes bij de opbouw van het pensioen, het beperken van de huwelijkscoëfficent … We kunnen nog een tijdje doorgaan. Dit zijn voor alle duidelijkheid doelstellingen. Ze zijn nog niet in de praktijk gebracht. Reken maar dat er grote krachten zullen opstaan om dit om te buigen, uit te stellen, af te zwakken of aan te vullen met zoveel uitzonderingen dat de uiteindelijke maatregel zijn doel mist. Het Belgisch arbeidsbestel is daar zeer goed in. Het zal veel politieke vaardigheid, geduld en doortastendheid vergen om dit allemaal tot een goed einde te brengen. De rol van de minister van Werk is daarbij uiteraard heel belangrijk.
Weerwerk
Wat dit betreft is er eveneens sprake van een historische gebeurtenis. Voor het eerst in de geschiedenis komt er met David Clarinval (MR) een liberaal op de stoel van minister van Werk te zitten. Ongezien. Sinds de Tweede Wereldoorlog komt de minister uit een socialistische of christendemocratische partij. Gezien de sterke link met de vakbonden en de grote rol die deze speelden (en nog steeds spelen) in de uitvoering van het arbeidsmarktbeleid was een directe partijlink voor de hand liggend. Liberalen hadden tot redelijk recent weinig interesse in arbeidsmarktbeleid. Het is pas sinds het einde van de vorige eeuw dat daar om allerlei redenen verandering in kwam. Het stond in de sterren geschreven dat er vroeg of laat een minister uit een andere hoek minister van Werk zou worden. Doorheen de tijd is de rol van de sociale partners in het arbeidsmarktbeleid afgenomen en deze van de politiek toegenomen. De noodzaak om een minister van Werk te hebben uit een socialistische of christendemocratische hoek nam dus systematisch af. Het is nu aan Clarinval om het ook waar te maken. Hij zal hoe dan ook nog steeds moeten samenwerken met de sociale partners en uit de hoek van de vakbonden mag hij stevig weerwerk verwachten. Het is ook heel belangrijk dat de nieuwe minister uit Franstalige hoek komt. In Brussel en Wallonië is de werkloosheidssituatie nog steeds prangend. In Vlaanderen al een tijdje niet meer. Daar gaat de meeste aandacht naar de integratie van inactieven. Het is aangewezen dat de nieuwe federale minister van Werk stevig doorpakt in het zuiden van het land. Daarvoor moet hij wel samenwerken met de gewestelijke Ministers. Dan is het behoren tot dezelfde taalrol geen overbodige luxe.
Meer focus op loopbanen in plaats van banen
In deze bijdrage wil ik het regeerakkoord verder vooral plaatsen tegen enkele uitgangspunten van mijn eind vorig jaar verschenen boek ‘Iedereen aan ‘t werk’. In dat boek overloop ik de arbeidsmarktontwikkelingen en het arbeidsmarktbeleid van de voorbije halve eeuw.
In het laatste hoofdstuk kijk ik ook naar de toekomst. Ik pleit daarin onder andere voor meer selectieve uitkeringen en voor meer focus op loopbanen in plaats van banen. Het nieuwe regeerakkoord speelt zonder enige twijfel op beide in. Zoals al vermeld is de beperking van de werkloosheidsuitkering in de tijd een historische ingreep. Daarnaast wordt ook ingegrepen in de pensioenen. Vergeet ook het terugschroeven van de huwelijkscoëfficiënt niet.
Maar ook inzake loopbanen bevat het akkoord heel interessante topics. Het meest revolutionaire is dat werkenden onder bepaalde voorwaarden een keer de kans krijgen om zelf ontslag te nemen en toch tijdelijk beroep te kunnen doen op werkloosheidsuitkeringen. Het voorstel is via Les Engagés in het akkoord terechtgekomen. Eerder was het ook al door Groen voorgesteld. Het werd toen door bijna iedereen weggehoond, zij het niet door mij. Voor mij was zo’n ingreep wel degelijk te verdedigen.
Als het klopt dat de verantwoordelijkheid voor de uitbouw van de eigen loopbaan primordiaal ligt bij de werkende (en niet bij de werkgever en/of de overheid) dan lijkt het mij redelijk dat deze daarin ook ondersteund wordt. Dit voorstel zag ik als een vorm van ondersteuning. Maar dergelijke ingreep kon alleen maar in een bredere hervorming, waarbij werkloosheidsuitkeringen sowieso beperkt werden in de tijd. Daar was in het voorstel van Groen geen sprake van, zodat ik hun voorstel toen niet kon steunen. Aan die laatste voorwaarde is nu wel voldaan.
Het einde van de gouden kooi?
Voor het eerst krijgt een werknemer nu een extra kans om zelf de loopbaan in eigen handen te nemen en via een korte werkloosheidsperiode zichzelf te heroriënteren op de arbeidsmarkt. In dergelijke vorm gaat het wellicht om een wereldprimeur. Zullen er nu meer werknemers de zogenaamde eigen gouden kooi verlaten? Een recent onderzoek van Tempo Team gaf aan dat meer dan één op vijf zich naar eigen zeggen in deze situatie bevindt. De toekomst zal het uitwijzen.
Ik kijk zelf met heel veel belangstelling uit naar een eerste evaluatie na pakweg een jaar. Ik denk niet dat het effect spectaculair zal zijn. De reden is dat de nieuwe opportuniteit niets afdoet van de voordelen die men intussen bij de werkgever heeft opgebouwd. De transitiemogelijkheden worden wel uitgebreid maar de vele voordelen zullen in de praktijk een sterk remmend effect blijven behouden.
Aan een belangrijk voordeel wordt in het nieuw akkoord wel sterk beknibbeld, namelijk op de maximale opzegperiode. Deze wordt nu beperkt tot hooguit een jaar. Waar is de tijd dat periodes van twee tot drie jaar heel normaal waren? De beperking van de periode tot een jaar zou in principe ook een stimulerend effect moeten hebben om de gouden kooi eerder te verlaten maar dit zal pas op termijn kunnen geëvalueerd worden.
Extra sociale rechten voor werkenden met een bijberoep?
Ik wijs tenslotte graag op nog een ander voorstel in het akkoord. De regering gaat onderzoeken of werkenden met een bijberoep ook extra sociale rechten kunnen opbouwen. Het is een bekende frustratie voor wie sociale bijdragen betaalt als zelfstandige in bijberoep. Deze bedragen zijn niet gering. Ze bedragen meer dan 20% van het inkomen. En dan komt daar nog een serieuze belastingsheffing bij (omdat het inkomen aan een hoog tarief wordt belast). Toch is daar geen bijkomende opbouw van sociale rechten aan verbonden. Dat gaat in tegen een elementair rechtvaardigheidsgevoel. Het minste wat we kunnen zeggen is dat het niet bepaald mensen stimuleert om in het statuut te stappen. Als het de regering menens is om werken meer te doen lonen, dan is een meer gunstige parafiscale behandeling van het bijberoep zeker ook aangewezen. Via een financiële stimulering van dit bijberoep breng je de arbeidsmarkt ook meer in beweging.
Duwtjes in de rug
Neen, dit regeerakkoord zal niet het einde betekenen van de gouden kooi. Maar werknemers die hun eigen loopbaan in handen willen nemen krijgen wel enkele duwtjes in de rug. Voor de HR-verantwoordelijken in de bedrijven vormt dit een extra uitdaging. Werknemers die hun loopbaan zelf in handen nemen zijn meestal ook heel waardevolle werknemers in het bedrijf.