Levenslust in blessuretijd

“Ik ben gestorven toen mijn gezin van die berg viel.” Het was mei 2013 en ik zie me nog zitten in de tuin toen ik dat zinnetje las. Op mijn eerste echte vrije dag sinds ik-weet-niet-meer-wanneer. “Mama, gaan we fietsen?” jengelde mijn dochter, terwijl ik met een koffie richting tuin trok met een stapeltje tijdschriften onder de arm. Ze was toen 7 en had het weekend daarvoor van nonkel Jos een nieuwe fiets gekregen voor haar eerste communie. Ik weet nog hoe ik haar beteuterde blik negeerde en helemaal opging in dat artikel.

Het was een interview met Ada de Jong naar aanleiding van haar boek ‘De berg van de ziel’. Een verhaal over levenslust. In blessuretijd. Een verhaal over hoe ze in 2008 haar hele gezin verloor in de bergen. En daardoor ook zichzelf. Een verhaal over hoe zij gestorven is de dag dat haar gezin doodging, over hoe ze zichzelf begraven heeft en haar nieuwe ik nog volop aan het ontdekken was. Hoe ze naar de zin heeft gezocht in wat overbleef, labiel en afhankelijk, waar ze vroeger stabiel en onafhankelijk was. Hoe ze geleerd heeft om toe te geven aan het verdriet en het te voelen. Zonder zichzelf erin te verliezen. Want als je het verdriet niet echt voelt, blijft het terugkomen. Dat ze het gevoel heeft dat het nooit nog echt goed komt met haar, dat ze ontworteld is, dat ze nooit meer kan aarden. Dat de wereld voorgoed anders naar haar kijkt, behalve het buurmeisje van 8 dat zei: “Jij wordt nooit een oma, hé?” en daarmee durfde te benoemen waar anderen voor wegvluchtten.

Mensen zoals Ada intrigeren me. Geblutste mensen die hun eigen gevecht leveren. Mensen die gevallen zijn. En toch de kracht hebben gevonden om weer op te staan. Ook de interviews met Dirk De Wachter en Marc Vande Gucht voor deze editie hebben een behoorlijke indruk nagelaten op mij. Beiden hebben ze mij doen inzien dat verdriet en ongelukkig zijn deel uitmaken van het leven, dat het leven heel schoon, maar soms ook heel lastig kan zijn, dat het kunnen spreken over verdriet de beste burn-out-preventie is, dat verdriet verbindend kan werken.

Voor mij maakt dat ook deel uit van leiderschap (en daarmee leg ik meteen de link naar het thema van volgende maand): toelaten dat je niet altijd kan begrijpen waarom sommige dingen gebeuren. Toelaten dat je soms echt niet weet hoe het verder kan. Echte leiders verstoppen zich niet en nodigen op die manier anderen uit om ook zichzelf te zijn. Want iedereen verliest wel eens. En natuurlijk weegt het ene verlies zwaarder door dan het andere, maar verlies gaat altijd gepaard met een gevoel van leegte. Een leegte die iedereen op zijn manier probeert te vullen. Echte leiders slagen erin om – ook in blessuretijd – de levenslust terug te vinden.

Of mijn dochter toen nog antwoord kreeg? Ik heb mijn stapeltje tijdschriften opzij gelegd, mijn koude koffie opgedronken en ben met haar gaan fietsen. Het was mijn eerste echte vrije dag sinds ik-weet-niet-meer-wanneer. De eerste dag dat niets moest. En ik was bijna vergeten wat echt belangrijk is…

Lesley Arens

Schrijf je in op de wekelijkse HR-nieuwsbrief

Ook interessant

LEES MEER