Te lage temperaturen: welke maatregelen moet u nemen?

De koudegolf die ons land momenteel treft, kan de arbeidsomstandigheden van sommige werknemers bemoeilijken. Bestaat er eigenlijk een minimumtemperatuur om normaal te werken? Welke maatregelen moeten genomen worden wanneer de temperatuur te laag is?

Elien De Clercq, Legal Team Manager bij Partena Professional, legt uit welke maatregelen moeten worden toegepast.

Principes

De temperatuur die bepaald wordt afhankelijk van de fysieke werkbelasting, mag niet lager liggen dan:
18° C voor zeer licht werk,
16° C voor licht werk,
14° C voor halfzwaar werk,
12° C voor zwaar werk,
10° C voor zeer zwaar werk.

Deze minimumtemperaturen worden gemeten met een droge thermometer.

“Zakt de temperatuur op de werkplaats onder die waarden, dan moet de werkgever bepaalde maatregelen nemen die opgenomen zijn in het programma van technische en organisatorische maatregelen. Dat programma moet vooraf opgesteld zijn op basis van de risicoanalyse van de thermische omgevingsfactoren van technologische of klimatologische aard die aanwezig zijn op de arbeidsplaats en die de werkgever voortaan uit moet voeren. Die analyse moet voor advies worden voorgelegd aan de bevoegde preventieadviseurs en aan het comité voor preventie en bescherming op het werk en moet bij het globaal preventieplan worden gevoegd,” legt Elien De Clercq, Legal Team Manager bij Partena Professional, uit.

De uitvoering van voormeld programma moet de mogelijkheid bieden om de blootstelling aan koude en de daaruit voortvloeiende risico’s te voorkomen of tot een minimum te beperken. De maatregelen die getroffen moeten worden, kunnen met name bestaan uit:

  • het verlagen van de fysieke werkbelasting door aanpassing van de arbeidsmiddelen of van de werkmethoden;
  • alternatieve werkmethoden die de noodzaak van blootstelling aan overmatige koude verminderen;
  • de beperking van de duur en intensiteit van de blootstelling;
  • het verschaffen van kledij die de werknemers beschermt tegen de blootstelling aan overmatige koude;
  • het zonder kosten voor de werknemers ter beschikking stellen van aangepaste warme dranken.

Specifieke maatregelen in geval van overmatige koude van klimatologische oorsprong

Naast het uitvoeren van het programma van technische en organisatorische maatregelen waarvan hierboven sprake is, moet de werkgever ook aanvullende maatregelen nemen voor de werknemers die tewerkgesteld zijn in open werklokalen, werkplaatsen in open lucht en winkelbanken in open lucht.

In open werklokalen of werkplaatsen in open lucht

Tijdens de periode tussen 1 november en 31 maart van het daaropvolgend jaar moeten de open werklokalen en de werkplaatsen in open lucht van een voldoende aantal verwarmingsinrichtingen voorzien zijn.
Wanneer het ingevolge de weersomstandigheden nodig blijkt en in elk geval wanneer de buitentemperatuur lager is dan 5 °C, moeten deze verwarmingsinrichtingen in werking worden gesteld.
Indien de vertegenwoordigers van de werknemers in het comité voor preventie en bescherming op het werk of, bij ontstentenis van dit comité, de vakbondsafvaardiging van het personeel, vooraf hun akkoord geven mogen deze verwarmingstoestellen worden opgesteld in lokalen of in voorlopige constructies, ten einde het personeel de mogelijkheid te bieden zich bij tussenpozen te verwarmen.

In winkelbanken in open lucht

Voor werknemers die worden tewerkgesteld aan toonbanken of winkelbanken die zich buiten en in de onmiddellijke nabijheid van de winkel bevinden, moeten in de volgende gevallen specifieke maatregelen worden genomen:

bij een temperatuur van minder dan 5°C: het is de werkgever verboden om hen tewerk te stellen aan de genoemde toonbanken;
bij een temperatuur van minder dan 10°C (maar minstens 5°C):

moet de werkgever hen het volgende ter beschikking stellen:

  • een voldoende krachtige verwarmingsinrichting, tenzij maatregelen worden genomen waardoor deze werknemers zich geregeld en zo dikwijls als nodig kunnen verwarmen;
  • een vloer waardoor rechtstreeks contact met de grond wordt voorkomen;
  • beschutting om hen zo veel mogelijk tegen weer en wind te beschermen.
    de werkgever mag hen niet tewerkstellen aan de toonbanken:
  • vóór 8 uur en na 19 uur;
  • langer dan 2 uur zonder onderbreking van ten minste één uur;
  • gedurende meer dan 4 uur per dag.

Voor de uitwerking van deze verschillende maatregelen raadpleegt de werkgever best de preventieadviseur van zijn interne en/of externe dienst voor preventie en bescherming op het werk.

Bron: codex over welzijn op het werk, boek V., titel 1.

Schrijf je in op de wekelijkse HR-nieuwsbrief

Ook interessant

LEES MEER