Flexibel werken: wat zijn de juridische mogelijkheden? Annelies Bries, juridisch adviseur bij Acerta, geeft een overzicht.
- glijdende werktijden;
- inhaalrust voor overuren;
- loopbaansparen;
- vakantie;
- verlof zonder wedde;
- ouderschapsverlof;
- tijdskrediet;
- telewerk;
- Vlaams opleidingsverlof / educatief verlof.
Glijdende werktijden
De sociale wetgeving biedt een wettelijk kader voor het gebruik van glijdende uren, waardoor je werknemer een zekere flexibiliteit in begin- en einduur van de arbeidsdag heeft met respect voor zijn of haar wekelijkse werktijden.
Glijdende uurroosters bestaan enerzijds uit stamtijden, dit zijn vaste periodes waarbinnen je werknemer verplicht aanwezig moet zijn en ter beschikking moet staan, en anderzijds glijtijden, de variabele periodes waarbinnen de werknemer zelf het begin en het einde van de arbeidsdag kan bepalen alsook de eventuele voorziene pauzes. Het glijdend uurrooster is dus geen opgelegd en op voorhand bepaald uurrooster. Uiteraard moet de werknemer rekening houden met de organisatie van de onderneming en mag hij niet meer werken dan 9 uur per dag.
Om gebruik te kunnen maken van glijdende werktijden, moet je de glijdende uurroosters voorzien in een ondernemings-cao of door wijziging van het arbeidsreglement. Ook een verruiming van een eventueel bestaande regeling van glijdende werktijden moet via dezelfde weg gebeuren. Bovendien moet er een systeem van tijdsopvolging aanwezig zijn in de onderneming.
Inhaalrust voor overuren
Sommige werknemers hebben tijdens de periode van de coronacrisis veel overuren gepresteerd. Doorgaans moet de werknemer inhaalrust kunnen nemen om de gepresteerde overuren te compenseren op een later moment. De werknemer zou samen met de werkgever kunnen overeenkomen dat hij/zij de opgebouwde uren inhaalrust opneemt om tijdig aan de schoolpoort te kunnen staan of om de woensdagnamiddag met de kinderen door te brengen.
Loopbaansparen
Via loopbaansparen kan de werknemer onder andere overuren en extralegale vakantiedagen opsparen om op een later tijdstip betaald afwezig te kunnen zijn. Zo kan de werknemer bijvoorbeeld voor overuren die hij vorig jaar opgespaard heeft vandaag inhaalrust nemen.
Als de organisatie al een systeem van loopbaansparen heeft, dan zou de werknemer kunnen vragen om de opgespaarde uren nu op te nemen om zijn werkdag vroeger te kunnen beëindigen of later te kunnen starten of om de woensdagnamiddag voor de kinderen te zorgen. Heeft de werknemer nog geen uren opgespaard, dan zal hij er nog geen gebruik van kunnen maken.
Organisaties kunnen loopbaansparen invoeren in de onderneming via een collectieve arbeidsovereenkomst. Het invoeren is echter enkel mogelijk in ‘geactiveerde sectoren’. Als de onderneming geen deel uitmaakt van deze paritaire comités, kan de organisatie toch actie ondernemen door de sector zelf te activeren.
Vakantie
Veel werknemers hebben ten gevolge van de coronapandemie nog heel wat vakantiedagen over die zij hiervoor zou kunnen inzetten. De werknemer kan vragen om bepaalde dagen of uren betaalde vakantie op te nemen. Het moment waarop jaarlijkse vakantie genomen wordt, moet altijd in onderling akkoord tussen werkgever en werknemer bepaald worden. De werknemer kan zijn verlof dus niet opdringen of de dag na zijn afwezigheid verwittigen. Wordt het verlof opgenomen zonder voorafgaande toestemming, dan kan de werkgever het beschouwen als een ongewettigde afwezigheid.
Verlof zonder wedde
Heeft de werknemer zijn vakantiedagen uitgeput, dan zou hij een dag of een aantal uren verlof zonder wedde kunnen vragen. Ook hiervoor heeft hij/zij het akkoord van de werkgever nodig. Is een dergelijk akkoord er niet, dan kan de werkgever ook hier uitgaan van een ongewettigde afwezigheid.
Ouderschapsverlof
Om tijdig aan de schoolpoort te kunnen staan, kan de werknemer zijn loopbaan verminderen met 1/5 of 1/10 door gebruik te maken van ouderschapsverlof om zorg te dragen voor zijn kind jonger dan 12 jaar. Werkgever en werknemer kunnen overeenkomen om de vermindering (bv. in geval van een 1/5-tijdskrediet 7,6 uren in een 38-urenweek) te spreiden over de werkweek zodat de werknemer elke dag een beetje vroeger kan stoppen. Daarbij moeten wel de regels rond deeltijdse arbeid gerespecteerd worden en de gemiddelde verminderde tewerkstelling moet bereikt worden binnen de referteperiode (in principe 3 maanden, verlengbaar tot 1 jaar) en in elk geval binnen de periode waarvoor het ouderschapsverlof werd aangevraagd.
Wil de werknemer afwezig zijn op woensdagnamiddag om voor de kinderen te zorgen, dan kan hij/zij gebruik maken van het 1/10 ouderschapsverlof. In tegenstelling tot andere vormen van ouderschapsverlof kan 1/10 ouderschapsverlof schriftelijk en binnen een maand na het verzoek van de werknemer door de werkgever worden geweigerd. Als een voltijdse werknemer 1/5 ouderschapsverlof aanvraagt om woensdag de hele dag afwezig te kunnen zijn, dan kan de werkgever zijn aanvraag echter niet zomaar weigeren. Uitstellen is soms wel mogelijk.
In elk geval, moet de werknemer een bepaalde termijn respecteren voor zijn aanvraag. De aanvraag voor ouderschapsverlof moet tussen de 3 tot 2 maanden voor de gewenste ingangsdatum van het ouderschapsverlof gebeuren. Vraagt de werknemer op dit moment nog ouderschapsverlof aan om in te gaan in september, dan kan de werkgever het ouderschapsverlof dus weigeren (zelfs als het gaat om een ouderschapsverlof 1/5) . Is de werkgever er toch mee akkoord, ondanks dat de werknemer de aanvraagtermijn niet respecteerde, dan legt de werkgever dit best samen met de werknemer schriftelijk vast.
Tijdskrediet
De werknemer kan vragen om 1/2 of 1/5 tijdskrediet te nemen voor het verzorgen van zijn kind jonger dan 8 jaar wanneer hij voldoet aan alle voorwaarden. Een 1/5 tijdskrediet moet echter steeds opgenomen worden door 1 dag per week of twee halve dagen minder te werken (behoudens uitzonderingen vastgelegd bij cao of in het arbeidsreglement maar dat kan maar in een beperkt aantal gevallen). Vraagt de werknemer om een 1/2 tijdskrediet te nemen, dan kan de wijze van opname van de uren tijdskrediet overeengekomen worden. Daarbij moeten wel de regels rond deeltijdse arbeid gerespecteerd worden en de gemiddelde verminderde tewerkstelling moet bereikt worden binnen de referteperiode (in principe 3 maanden, verlengbaar tot 1 jaar) en in elk geval binnen de periode waarvoor het tijdskrediet werd aangevraagd.
Wil de werknemer enkel op woensdagnamiddag afwezig zijn door middel van tijdskrediet, dan zou dit neerkomen op een vermindering van zijn loopbaan met 1/10. Deze mogelijkheid is niet voorzien in het kader van tijdskrediet. Dergelijke aanvraag kan een werkgever dus zonder meer weigeren. Vraagt de werknemer echter tijdskrediet voor de hele dag op woensdag, dan vormt dit een vermindering van de loopbaan met 1/5, de welke wel mogelijk is indien alle voorwaarden voldaan zijn.
Wat zijn de mogelijkheden van werkgevers?
Werkgevers met ten hoogste 10 werknemers, kunnen zich verzetten tegen de aanvraag van tijdskrediet en de aanvraag weigeren. Indien er meer dan 10 werknemers tewerkgesteld zijn, dan is het in de eerste plaats aangewezen om na te kijken of de werknemer voldoet aan alle voorwaarden voor tijdskrediet. Is dat niet zo, dan kan de werkgever het tijdskrediet weigeren.
Eén van de voorwaarden is dat de werknemer een correcte aanvraagtermijn respecteert. Stelde de organisatie op 30 juni 2018 tot 20 werknemers te werk, dan moet de werknemer zijn vraag tot tijdskrediet in principe 6 maanden voorafgaand aan de gewenste ingangsdatum stellen. Had de organisatie meer dan 20 werknemers in dienst, dan bedraagt deze termijn 3 maanden.
Doet de werknemer zijn aanvraag nu pas, dan heeft hij deze termijn niet gerespecteerd en zou de werkgever het tijdskrediet op basis daarvan kunnen weigeren. Is de werkgever toch akkoord om het tijdskrediet toe te staan, dan kan de werkgever in onderling akkoord met de werknemer afwijken van de termijn. Dit leggen ze dan best schriftelijk vast.
Zowel voor het tijdskrediet als het ouderschapsverlof zijn er nog mogelijkheden tot uitstel of weigering.
Om in ondernemingen met meer dan 10 werknemers te vermijden dat er te veel werknemers gelijktijdig afwezig zouden zijn, is er een drempel en voorkeurs- en planningsmechanisme van toepassing. Zodra het totaal aantal werknemers dat in tijdskrediet is de drempel van 5% bereikt, zal de volgende werknemer die een aanvraag doet moeten wachten tot er een plaats vrijkomt. De drempelberekening gebeurt op basis van het aantal werknemers dat de organisatie in dienst had op 30 juni van het voorgaand jaar. Deze drempel is alleen van toepassing op tijdskrediet en niet op ouderschapsverlof.
Telewerk
Gedurende de periode waarin maatregelen werden opgelegd om corona te bestrijden was telewerk de norm. Met uitzondering van Brussel, is dat sinds 1 september in Vlaanderen en Wallonië niet langer het geval. De bestaande wettelijke kaders rond structureel en occasioneel telewerk herleven terug. In beide gevallen organiseert de telewerker zelf zijn werk binnen het kader van de in de onderneming geldende arbeidsduur. Dat betekent dat de werknemer het aantal uren dat voorzien is in het werkrooster moet presteren, zonder dat daarbij het werkrooster strikt moet worden nageleefd. De werknemer zou bijvoorbeeld een uurtje weg kunnen om de kinderen op te halen als hij dat uurtje later op de dag bijwerkt. Om discussies en verrassingen te vermijden is het dan ook aangewezen en nuttig om de nodige afspraken te formaliseren in de schriftelijke telewerkovereenkomst en kan de werkgever hen vragen om op bepaalde momenten zeker bereikbaar te zijn.
Vlaams opleidingsverlof / educatief verlof
Wil de werknemer zelf een opleiding volgen, dan heeft hij/zij misschien recht op educatief verlof (Brussels en Waals gewest) of Vlaams opleidingsverlof. Dit geeft de medewerkers het recht om afwezig te zijn met behoud van (begrensd) loon voor het volgen van een erkende opleiding. Voor het schooljaar 2021-2022 wordt er een tijdelijk gezamenlijk initiatiefrecht voor het Vlaams opleidingsverlof in het leven geroepen, waarbij zowel werknemer als werkgever een opleiding kunnen voorstellen.
Op de ministerraad van 23 juli 2021 werd bovendien een verhoging met 2% van de loongrens voor schooljaar 2021 – 2022 tot 3.047 euro bruto goedgekeurd. Dit bedrag is pas definitief na publicatie van het koninklijk besluit in het Belgisch Staatsblad.