45 procent academici had ooit last van intimidatie

Onderzoek in opdracht van de Vlaamse Interuniversitaire Raad (VLIR) geeft aan dat naar schatting 45% van het academisch personeel aan onze universiteiten ooit te maken kreeg met een of andere vorm van intimidatie. Het gaat daarbij zowel over werkgerelateerde intimidatie als over publieke beledigingen of ander ongeoorloofd gedrag van buiten de eigen instelling. De survey werd uitgevoerd door VUB-professor en socioloog Pieter-Paul Verhaeghe en liep van 9 mei tot 13 juni 2022. Er namen 2488 academische aan deel, zowel professoren, postdoc’ers als doctorandi uit alle vijf de Vlaamse universiteiten.

Bij het onderzoek werd bekeken wie er tijdens de carrière last heeft gehad van dergelijke werkgerelateerde intimidaties, welke groep van wetenschappers er het meeste onder te lijden had en waar de intimidaties zich afspeelden. Verder werd gepeild naar de gevolgen voor het welzijn van de wetenschappers en naar de steun en de maatregelen die het beleid aanbiedt voor de slachtoffers.

Van de 2488 deelnemende academici heeft een kleine helft ooit al intimiderende situaties meegemaakt (45%). 15% van de ondervraagden geeft aan dat zulks op min of meer regelmatige basis gebeurt.

“Op basis van de antwoorden kunnen we de intimidaties indelen in drie soorten. Intimidatie door collega’s zijn veruit het talrijkst. Dat kan gaan over toxisch leiderschap, over het beknibbelen op de academische vrijheid, over het onder druk zetten van collega’s om te publiceren of om de eigen naam mee in de publicatie op te nemen en dus over het auteurschap van wetenschappelijke publicaties. Veel academici klagen over de werkdruk die hen door hun hiërarchische oversten wordt opgelegd.”

Pieter-Paul Verhaeghe VUB

Intimidaties van buiten de instelling zijn minder frequent maar ook niet te verwaarlozen. Vaak zijn het buitenstaanders die reageren op onderzoek of op berichten over dat onderzoek in de media. “Niet zelden reageren ook politici of bekende opiniemakers”, aldus Verhaeghe. “Of organisaties die zich door bepaalde onderzoeken geviseerd voelen. Hier zijn het vooral academici uit de Humane, Sociale en ook de Biologische wetenschappen die kop van jut zijn. Ze krijgen af te rekenen met publieke beledigingen in de sociale media, soms met een racistische of seksistische ondertoon, hun wetenschappelijk integriteit wordt in vraag gesteld, of er wordt om hun ontslag geschreeuwd, soms zelfs met een mail aan de rectoren.”

Een derde intimidatiesoort komt van studenten. Vaak gaat het om studenten die zich slecht gequoteerd voelen of die in feedback over hun resultaten hun prof chargeren. “Algemeen zien we dat meer vrouwen last hebben van intimidaties dan mannen”, zegt Verhaeghe. “En er is ook een heel duidelijke etnische component, waarbij minderheden vaker het slachtoffer zijn. Heel opvallend is dat mensen met een beperking het meeste last hebben van intimidaties, vooral door hun collega’s, en dat ze ook onder een heel grote druk kunnen staan om minstens even goed te presteren als hun collega’s zonder beperkingen. Mensen met een uitgesproken politieke overtuiging ten slotte , van radicaal-linkse óf rechtse signatuur, krijgen ook vaak veel bagger over zich heen.”

Academische vrijheid houdt in dat wetenschappers ongebonden en zonder gevolgen over hun wetenschappelijke bevindingen kunnen communiceren, kunnen lesgeven of aan het maatschappelijke debat kunnen deelnemen. En dat is dus, zo blijkt uit de survey, lang niet altijd zo.

Omdat elke universiteit met de problematiek wordt geconfronteerd, willen de Vlaamse universiteiten samen sterker inzetten op het uitwerken van een beleidskader. Dat moet uitmonden in een door alle universiteiten gedragen visie, met concrete voorstellen voor zowel preventieve als curatieve maatregelen. Die visie moet in elke uiniversiteit leiden tot een eigen staalkaart van steunmaatregelen.

Pieter-Paul Verhaeghe pleit alvast voor een holistische visie met zowel preventieve als reactieve maatregelen.

“Slachtoffers moeten klaar en duidelijk te horen krijgen: You are not alone! Ze verdienen steun bij het eventueel indienen van een klacht, steun bij het omgaan met juridische dreigementen, steun op psychologisch vlak… Dit is een gedeelde verantwoordelijk van zowel de universiteit, de vakgroep en de groep van directe collega’s. Daarom pleit ik ook om de bystander training, die nu al wordt gebruikt om seksisme en racisme te bestrijden, uit te breiden naar alle vormen van intimidatie.”

Verhaeghe wijst ook op een probleem met de werkcultuur in veel vakgroepen, labo’s en wetenschappelijke domeinen op vlak van ongezonde werkdruk, toxisch gedrag en academische integriteit.

“Dat veranderen vergt een collectieve verantwoordelijkheid van alle academici. Het veranderen van de huidige werkcultuur hoeft voor alle duidelijkheid niet haaks te staan op vrij wetenschappelijk debat en streven naar academische excellentie. Integendeel, ik geloof dat een meer gezonde, warme en veilige werkcultuur net stevig debat en wetenschappelijke uitmuntendheid versterkt.”

Schrijf je in op de wekelijkse HR-nieuwsbrief

Ook interessant

LEES MEER