Opleidingsrechten & -plichten: de 4 meest gestelde vragen

Vorming en permanente bijscholing van werknemers is niet alleen cruciaal voor bedrijven om innovatief en productief te blijven, maar ook om werknemers aan boord te houden. Wat kan én moet er nu concreet op gebied van opleiding? Lauren Daniels, advocaat bij Claeys & Engels beantwoordt de meest gestelde vragen:

Welke opleidingsrechten hebben werknemers?

Vlaams Opleidingsverlof (VOV) biedt werknemers de mogelijkheid om gedurende 125 uur per jaar (pro rata voor deeltijdse werknemers) met behoud van hun normaal loon (begrensd op 3047 euro bruto per maand) van het werk afwezig te zijn om een erkende opleiding te volgen of om te studeren voor examens.

De opleiding kán maar moet geen verband houden met de functie. Zo zal een administratief bediende haar recht op VOV bijvoorbeeld even goed kunnen gebruiken voor een opleiding schoonheidsspecialiste als voor een cursus Excel. In ieder geval moet de opleiding minstens 32 contacturen of 3 studiepunten omvatten, waarbij digitale contacturen en blended leren sinds de coronacrisis ook meetellen.

De werkgever kan een terugbetaling bekomen van 21,30 euro per uur, zodat het om een win-winsituatie gaat (al zal dit forfait niet de volledige loonkost dekken voor werknemers met hogere lonen).

Voor het academiejaar 2021-2022 wordt het VOV bovendien op dubbele wijze versoepeld.

  • Ten eerste krijgen werknemers 125 uur extra VOV (in totaal 250 uur) wanneer zij een opleiding op voorstel van hun werkgever volgen. In het voorbeeld van de administratief bediende betekent dit dat het VOV niet uitgeput zal zijn na het volgen van de cursus schoonheidsspecialiste, maar kan zij ook nog de cursus Excel op voorstel van haar werkgever volgen.
  • Ten tweede wordt de minimumvoorwaarde van 32 uur opleiding berekend over alle opleidingen heen, waardoor het voortaan mogelijk wordt om meerdere kleinere opleidingen te combineren.

Er is ook tijdskrediet met motief opleiding. Dat biedt werknemers met minstens 24 maanden anciënniteit daarnaast de mogelijkheid om hun arbeidsprestaties ofwel volledig te schorsen, ofwel te verminderen tot 50% of 80% van een voltijdse betrekking voor een opleiding die minstens 360 uur of 27 studiepunten per jaar telt. De werknemer ontvangt een onderbrekingsuitkering van de RVA (eventueel ook een Vlaamse aanmoedigingspremie opleidingskrediet).

Welke opleidingsplichten hebben werkgevers?

Werkgevers zijn verplicht om in te gaan op een aanvraag tot opname van VOV of tijdskrediet. Zij kunnen deze verloven dus niet weigeren, maar de ondernemingsraad of vakbondsafvaardiging heeft wel inspraak in de planning van het VOV en het tijdskrediet kan onder bepaalde voorwaarden ook worden uitgesteld.

Verder is er de interprofessionele opleidingsdoelstelling (ingevoerd door de wet Werkbaar en Wendbaar Werk) die werkgevers in de privésector verplicht om jaarlijks gemiddeld 5 dagen opleiding per FTE te voorzien indien zij meer dan 10 werknemers tewerkstellen. Deze opleidingsinspanning werd in verschillende sectoren uitgewerkt per cao.

Indien er niets in de sector voorzien is, moet de werkgever een individuele opleidingsrekening opstellen (een formulier waarin onder meer het aantal opleidingsdagen wordt opgenomen waarover de werknemer gedurende het kalenderjaar beschikt) of gemiddeld 2 opleidingsdagen per FTE aanbieden. Aangezien het om een gemiddelde gaat, kunnen werknemers hun opleidingsdagen evenwel moeilijk afdwingen. In deze context heeft minister Pierre-Yves Dermagne recent een wetsontwerp uitgewerkt op basis waarvan elke individuele werknemer 5 dagen formele opleiding per jaar zou worden toegekend.

Wie betaalt de opleiding ?

De inschrijvingskost kan zowel ten laste genomen worden door de werkgever als door de werknemer. Hierover moeten dus afspraken worden gemaakt.

Indien de werknemer zijn/haar opleiding zelf financiert, kan hiervoor in bepaalde gevallen gebruik gemaakt worden van Vlaamse opleidings- of loopbaancheques die online kunnen worden aangekocht via het WSE-loket. Indien de werkgever de kosten voor zijn rekening neemt, is het aangeraden om een scholingsbeding op te nemen in (een bijlage bij) de arbeidsovereenkomst. Daardoor kunnen werknemers met een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd met een bruto jaarloon van minstens 36.201 euro gedwongen worden om een deel van de opleidingskost terug te betalen wanneer zij de onderneming na ontvangst van het attest/diploma vroegtijdig verlaten en de werkgever zijn investering dus niet heeft kunnen ‘terugverdienen’. Verder kan de werkgever eventueel een beroep doen op de KMO-portefeuille, waarmee kleine ondernemingen een subsidie van 30% en middelgrote ondernemingen een subsidie van 20% genieten voor opleidingen met een minimale kost van 100 euro (excl. btw).

Een bijkomende financiële stimulans betreft de gedeeltelijke vrijstelling van doorstorting van bedrijfsvoorheffing die in 2021 werd ingevoerd. Deze vrijstelling kan gebruikt worden voor werknemers met minstens 6 maanden anciënniteit die minstens 10 dagen bijkomende opleiding (opleiding die niet wettelijk verplicht is) volgen in een periode van 30 kalenderdagen.
Een vaak gehanteerde tussenoplossing bestaat erin om de werknemer (een deel van) de inschrijvingskost te laten betalen en vervolgens een bonus toe te kennen indien de opleiding succesvol wordt afgerond. Deze bonus is dan wel onderworpen aan de normale sociale-zekerheidsbijdragen en belastingen. Ook kan er een renteloze lening of lening tegen verminderde rentevoet worden toegekend aan de werknemer, die door de fiscus en RSZ als voordeel alle aard beschouwd zal worden.

Moeten opleidingen doorgaan binnen de arbeidstijd?

Opleidingen kunnen zowel tijdens als na de arbeidsuren plaatsvinden. Tijdens de arbeidsuren kunnen werknemers verplicht worden om een opleiding te volgen, aangezien de werkgever op dat moment zijn gezagsrecht kan uitoefenen. Opleidingen buiten de arbeidsuren vinden altijd op vrijwillige basis plaats.

XX FOTO 92 93 WET Lauren Daniels ClaeysEngels gf
IUSLABORIS CLAEYSENGELS CMYK

Schrijf je in op de wekelijkse HR-nieuwsbrief

Ook interessant

LEES MEER