UGent@Work: wetenschappers met een maatschappelijke missie

Bouwen aan een arbeidsmarktbeleid dat écht werkt! Begin 2020 kondigde Universiteit Gent de oprichting aan van een nieuw interdisciplinair onderzoeksconsortium (IDC) met de toepasselijke naam UGent@Work: 25 professoren uit zes faculteiten en tien vakgroepen bundelen de krachten én hun expertise om in het domein Werk en Arbeidsmarkt meer maatschappelijke impact te genereren. Iedereen die dat wenst, mag hen bovendien bestoken met arbeidsgerelateerde vragen.
Die van #ZigZagHR luidt: hoe kan UGent@Work het welzijn op het werk bevorderen? Collega Piet Verbeest ging langs…

Zitten vandaag rond de tafel: de professoren Stijn Baert, Luc Van Ootegem en Elsy Verhofstadt (vakgroep Economie), Lutgart Braeckman en Els Clays (vakgroep Volksgezondheid en Eerstelijnszorg) en UGent@Work-coördinator Brecht Neyt (foto).

  • Hoe zijn jullie ertoe gekomen om als UGent@Work naar buiten te treden?

Stijn Baert: “Hoewel wij allemaal werk en arbeid bestuderen, was er tot nu toe niet echt sprake van een structurele samenwerking over de faculteitsgrenzen heen. Toen de UGent een oproep lanceerde voor nieuwe interdisciplinaire onderzoeksconsortia, besloten collega Els Clays en ik samen een voorstel te verdedigen op de Onderzoeksraad. Uiteindelijk bleek een groep van 25 professoren uit zes faculteiten en tien vakgroepen bereid om de schouders onder UGent@Work te zetten. Op 1 oktober vorig jaar hebben we de werkzaamheden opgestart. Nu komen we voor het eerst echt boven water.”

  • Wat willen jullie met UGent@Work bereiken?

Els Clays: “Heel wat van de topics waarrond we werken – zoals burn-out, arbeidsmarktdiscriminatie en de uitdagingen van robotisering en digitalisering – vragen echt wel om een interdisciplinaire blik.

Maar we willen niet alleen bruggen naar elkaar slaan. We zoeken ook de connectie met de buitenwereld veel sterker op. Door actiever samen te werken, willen we de maatschappelijke impact van ons onderzoekswerk verhogen en bijdragen tot een sterker evidence-based arbeidsmarktbeleid: een beleid waarvan we proefondervindelijk kunnen aantonen dat het echt werkt.”

Brecht Neyt: “Begin januari 2021 riepen we de brede bevolking op om ons te laten weten welke arbeidsmarktthema’s we prioritair moeten behandelen en op welke concrete vragen ze een antwoord wensen. We zijn de resultaten nu volop aan het analyseren. Tevens willen we nauwer samenwerken met iedereen die bezig is rond werk en arbeidsmarkt. Op onze website en op sociale media maken een aantal filmpjes duidelijk wat UGent@Work kan betekenen voor onder meer beleidsmakers, het maatschappelijke middenveld en HR professionals. Daarnaast doen we op dezelfde kanalen aan wetenschapscommunicatie. We delen er enkele kennisclips en leggen in een blogreeks uit wat de wetenschappelijke literatuur vertelt over bijvoorbeeld de promotiekansen na een burn-out of de verhouding tussen werkloosheid en inactiviteit.”

  • Brecht, waaruit bestaat jouw rol als coördinator?

Brecht Neyt: “De verschillende overheden in dit land lanceren geregeld projectoproepen rond innovatief arbeidsmarktbeleid. Ik probeer telkens de juiste deelverzameling van onderzoekers te vormen om rond een specifiek thema samen te werken. Zo willen we op vraag van lokale besturen nieuwe beleidsinitiatieven uittesten in een experimentele micro-omgeving. Het gaat dan bijvoorbeeld over de organisatie van speeddates tussen werkgevers en werkzoekenden. Of om gerichte interventies rond burn-out. We gaan na wanneer een initiatief het best werkt en wie er het meest baat bij heeft. Door op dergelijke vragen een wetenschappelijk onderbouwd antwoord te formuleren, verhogen we de positieve impact op de maatschappij en haar burgers.”

  • Hoe is het voor jullie om nu meer interdisciplinair te werk te gaan?

Lutgart Braeckman: “Zonder dat we dat van elkaar wisten, werkten we eigenlijk al rond dezelfde thema’s. Alleen gaven we daar elk vanuit onze kleine niche onze eigen invulling aan. Ik vind het bijzonder interessant om nu te ontdekken hoe iedereen zijn eigen subthema’s kiest.”

Luc Van Ootegem: “We blijven fundamenteel ons eigen ding doen. Maar dankzij de verfrissende inbreng van één of meer collega’s kunnen we ons onderzoek al eens wat meer opentrekken.”

Elsy Verhofstadt: “Ik dacht al lang dat het interessant kon zijn om met collega’s van Gezondheidswetenschappen te kunnen samenwerken. Zij zijn net als wij veelvuldig bezig met welzijn op het werk en belichten daarbij heel andere aspecten. Maar hoe leg je contact als je daar niemand kent? Nu is het veel makkelijker om die stap te zetten.”

  • Over welzijn op het werk gesproken: wat onderzoeken jullie zoal in de praktijk?

Elsy Verhofstadt: “Dat loopt heel sterk uiteen, op grond van de expertise en interesses van de onderzoeker. Stijn heeft onder meer oog voor de invloed van het loon en het contracttype. Luc en ik proberen ook aspecten als autonomie en werkdruk mee te nemen, en vooral de verschillende voorkeur die mensen op dat vlak kunnen hebben. Wat voor de ene een goede job is, is dat niet per se ook voor iemand anders. Daarom maken wij eveneens gebruik van meer subjectieve factoren, zoals arbeidstevredenheid. Gezondheidswetenschappers beoordelen het welzijn dan weer in de eerste plaats vanuit de effecten op gezondheidsuitkomsten en de preventie van ziekte.”

Stijn Baert: “Burn-out is een mooi voorbeeld van een thema dat je vanuit heel diverse invalshoeken kan bekijken. De afgelopen jaren waren de psychologische en de medische benadering dominant, terwijl economische factoren duidelijk ook tot een burn-out kunnen leiden. Een prille interdisciplinaire samenwerking met enkele psychologen leerde ons al dat er onder recruiters belangrijke vooroordelen over gewezen burn-outpatiënten bestaan. Ze gaan er nogal snel van uit dat zij minder stressbestendig zijn, minder goed zelfstandig kunnen werken, een geringer leervermogen hebben en geen leiding kunnen geven. Het directe gevolg is dat wie openlijk getuigt over zijn burn-out minder kans heeft op een jobgesprek. Dat is discriminatie en moet dus worden opgenomen in de praktijktesten die de Vlaamse regering dit jaar wil invoeren.”

  • In welke zin is ook de covid-19-crisis een bron van inspiratie?

Stijn Baert: “Die is uiteraard aanzienlijk. Samen met mijn team bestudeerde ik de impact van het fors toegenomen telewerk op het welzijn. De reacties van zowel werknemers als werkgevers zijn overwegend positief.

Het grootste minpunt lijkt dat nogal wat mensen vrezen dat ze door het gebrek aan aangepaste opleidingen minder vlot promotie zullen kunnen maken. Als thuiswerk echt een blijver blijkt, wordt dat dus een belangrijk aandachtspunt.

Verder is het cruciaal dat de slinger nu niet naar de andere kant doorslaat door thuiswerk algemeen als een nieuw keurslijf op te leggen. We hebben echt nood aan flexibiliteit op maat van de mensen en van de specifieke behoeftes van de organisatie.”

Lutgart Braeckman: “Wat thuiswerk voor veel mensen extra zwaar maakt, is het gemis aan informele contacten. Korte spontane babbels aan de koffiemachine kunnen je echt wel een boost geven. En voor mensen die ergens nieuw zijn of een tijdelijke job vervullen, moet het allemaal nog veel moeilijker zijn.”

Elsy Verhofstadt: “Het lukt tijdelijke werknemers nog wel om op afstand goed met anderen samen te werken en zelfs op te schieten, maar die diepere relaties zijn er inderdaad gewoon niet. Je gaat nu eenmaal niet zomaar zoomen om wat bij te kletsen met iemand die je amper kent.”

Luc Van Ootegem: “We gaan nog een stevige kluif hebben aan de arbeidsgerelateerde gevolgen van de coronacrisis, zoveel is duidelijk. En zo zijn er nog veel onderwerpen. Neem nu het heikele punt van de zware beroepen. Het is bekend dat Stijn voor langere loopbanen pleit om de betaalbaarheid van de sociale zekerheid te kunnen garanderen. Maar ik kan me voorstellen dat de collega’s van Gezondheidswetenschappen daar voor bepaalde beroepscategorieën toch wel anders tegenaan kijken.”

Lutgart Braeckman: “Het is hopeloos om de zware of zelfs maar precaire beroepen medisch te definiëren. We komen er gewoon niet uit.”

Els Clays: “Je kan effectief bepaalde jobkenmerken linken aan een duidelijke kwaliteits- en levensduurvermindering. Maar er zijn veel domeinen met risicofactoren en het is geen sinecure om te bepalen welke daarvan voor de grootste ziektelast zorgen. Hoe ouder je wordt, hoe meer er ook individuele factoren gaan spelen.”

Luc Van Ootegem: “Waarom zou binnen een koppel de partner met de lichtste job niet wat arbeidsjaren kunnen overnemen van de andere? Je geeft hen als het ware een loopbaanbudget dat ze vrij onder elkaar kunnen verdelen. Dat is dus het soort zaken waarover wij nu moeten nadenken om het arbeidsmarktbeleid beter te kunnen ondersteunen.”

Meer info: http://www.ugent.be/ugentatwork

Schrijf je in op de wekelijkse HR-nieuwsbrief

Ook interessant

LEES MEER